Woordenlijst

Italiaans – Werkwoorden oefenen

voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.