nechať za sebou
Náhodou nechali svoje dieťa na stanici.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
otvoriť
Festival bol otvorený s ohňostrojom.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
skladovať
Svoje peniaze skladujem v nočnom stolíku.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
uprednostňovať
Naša dcéra nečíta knihy; uprednostňuje svoj telefón.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.