Woordenlijst

Slovaaks – Werkwoorden oefenen

trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.