Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens
![](https://www.50languages.com/storage/cms/vocabulary-verbs/99207030.jpg)
priti
Letalo je prispelo točno.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
![](https://www.50languages.com/storage/cms/vocabulary-verbs/74009623.jpg)
testirati
Avto se testira v delavnici.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
![](https://www.50languages.com/storage/cms/vocabulary-verbs/123648488.jpg)
obiskati
Zdravniki vsak dan obiščejo pacienta.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
![](https://www.50languages.com/storage/cms/vocabulary-verbs/113415844.jpg)
zapustiti
Veliko Angležev je želelo zapustiti EU.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
![](https://www.50languages.com/storage/cms/vocabulary-verbs/57481685.jpg)
ponoviti letnik
Študent je ponovil letnik.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
![](https://www.50languages.com/storage/cms/vocabulary-verbs/108556805.jpg)
pogledati dol
Iz okna sem lahko pogledal na plažo.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
![](https://www.50languages.com/storage/cms/vocabulary-verbs/63351650.jpg)
odpovedati
Let je odpovedan.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
![](https://www.50languages.com/storage/cms/vocabulary-verbs/121180353.jpg)
izgubiti
Počakaj, izgubil si svojo denarnico!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
![](https://www.50languages.com/storage/cms/vocabulary-verbs/85871651.jpg)
potrebovati
Nujno potrebujem počitnice; moram iti!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
![](https://www.50languages.com/storage/cms/vocabulary-verbs/129403875.jpg)
zvoniti
Zvonec zvoni vsak dan.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
![](https://www.50languages.com/storage/cms/vocabulary-verbs/70864457.jpg)
prinašati
Dostavljavec prinaša hrano.
brengen
De bezorger brengt het eten.
![](https://www.50languages.com/storage/cms/vocabulary-verbs/110775013.jpg)