Woordenlijst

Leer werkwoorden – Sloveens

zavzeti se
Dva prijatelja se vedno želita zavzeti drug za drugega.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
dati
Oče želi sinu dati nekaj dodatnega denarja.
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
nositi
Na hrbtih nosijo svoje otroke.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
prevzeti
Kobilice so prevzele oblast.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
zvoniti
Zvonec zvoni vsak dan.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
poskusiti
Glavni kuhar poskusi juho.
proeven
De chef-kok proeft de soep.
odkriti
Mornarji so odkrili novo deželo.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
brcniti
Radi brcnejo, ampak samo v namiznem nogometu.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
slikati
Naslikal sem ti lepo sliko!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
služiti
Psi radi služijo svojim lastnikom.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
razprodati
Blago se razprodaja.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
prejeti
Lahko prejemam zelo hiter internet.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.