Woordenlijst

Deens – Bijwoordenoefening

lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.
nu
Moet ik hem nu bellen?
maar
Het huis is klein maar romantisch.
beneden
Hij ligt beneden op de vloer.
ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.
altijd
Je kunt ons altijd bellen.
‘s ochtends
‘s Ochtends heb ik veel stress op het werk.
minstens
De kapper kostte minstens niet veel.
altijd
Hier was altijd een meer.
misschien
Ze wil misschien in een ander land wonen.
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.