Woordenlijst

Slovaaks – Bijwoordenoefening

maar
Het huis is klein maar romantisch.
minstens
De kapper kostte minstens niet veel.
rechts
Je moet rechts afslaan!
in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.
weg
Hij draagt de prooi weg.
uit
Ze komt uit het water.
samen
We leren samen in een kleine groep.
erg
Het kind is erg hongerig.
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
bijvoorbeeld
Hoe vind je deze kleur, bijvoorbeeld?