Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

meng
Sy meng ’n vrugtesap.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
terugbel
Bel my asseblief môre terug.
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
ontdek
Die seemanne het ’n nuwe land ontdek.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
kom nader
Die slakke kom nader aan mekaar.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
wag
Ons moet nog ’n maand wag.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
agtervolg
Die cowboy agtervolg die perde.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
besit
Ek besit ’n rooi sportmotor.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.
moet
’n Mens moet baie water drink.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
verlaat
Toeriste verlaat die strand teen middag.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
skep
Wie het die Aarde geskep?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
saamdink
Jy moet saamdink in kaartspelletjies.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
verbygaan
Die middeleeuse periode het verbygegaan.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.