Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

pick
She picked an apple.
plukken
Ze plukte een appel.
do
You should have done that an hour ago!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
start
The hikers started early in the morning.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
sit
Many people are sitting in the room.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
damage
Two cars were damaged in the accident.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
start
School is just starting for the kids.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
describe
How can one describe colors?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
wait
We still have to wait for a month.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
park
The cars are parked in the underground garage.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
hear
I can’t hear you!
horen
Ik kan je niet horen!
dispose
These old rubber tires must be separately disposed of.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
discuss
They discuss their plans.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.