Woordenlijst

Macedonisch – Werkwoorden oefenen

trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
zingen
De kinderen zingen een lied.
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
leiden
Hij leidt graag een team.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!