Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

versti
Jis gali versti šešiomis kalbomis.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
taisyti
Mokytojas taiso mokinių rašinius.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
atvykti
Jis atvyko laiku.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
pradėti
Jie pradės savo skyrybas.
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
jaustis
Jis dažnai jaučiasi vienišas.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
gulėtis
Jie buvo pavargę ir atsigulė.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.
dengti
Vandens lėlios dengia vandenį.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
kreiptis
Jie kreipiasi vienas į kitą.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
rašyti
Jis rašo laišką.
schrijven
Hij schrijft een brief.
reikėti
Norėdami pakeisti padangą, jums reikia domkrato.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
blogai kalbėti
Bendraamžiai blogai apie ją kalba.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
deginti
Tu neturėtum deginti pinigų.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.