Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

acompañar
El perro los acompaña.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
pintar
Quiero pintar mi apartamento.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
proteger
Los niños deben ser protegidos.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
orientarse
Me oriento bien en un laberinto.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
perseguir
El vaquero persigue a los caballos.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
viajar
Nos gusta viajar por Europa.
reizen
We reizen graag door Europa.
regalar
Ella regala su corazón.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
apoderarse de
Las langostas se han apoderado.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
dejar
Quien deje las ventanas abiertas invita a los ladrones.
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
entrar
Él entra en la habitación del hotel.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
extrañar
¡Te extrañaré mucho!
missen
Ik zal je zo erg missen!
representar
Los abogados representan a sus clientes en la corte.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.