путешествовать
Ему нравится путешествовать, и он видел много стран.
puteshestvovat‘
Yemu nravitsya puteshestvovat‘, i on videl mnogo stran.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
проходить
Похороны прошли позавчера.
prokhodit‘
Pokhorony proshli pozavchera.
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.
отправлять
Я отправляю вам письмо.
otpravlyat‘
YA otpravlyayu vam pis‘mo.
sturen
Ik stuur je een brief.
менять
Автомеханик меняет шины.
menyat‘
Avtomekhanik menyayet shiny.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.