Woordenlijst

Koreaans – Werkwoorden oefenen

reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
produceren
We produceren onze eigen honing.
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
schrijven
Hij schrijft een brief.
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
eten
De kippen eten de granen.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.