hablar
No se debe hablar demasiado alto en el cine.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
correr hacia
La niña corre hacia su madre.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
retrasar
Pronto tendremos que retrasar el reloj de nuevo.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
ver
Puedes ver mejor con gafas.
zien
Je kunt beter zien met een bril.