Woordenlijst

Leer werkwoorden – Catalaans

pensar
Has de pensar molt en escacs.
denken
Je moet veel denken bij schaken.
passar per
El tren està passant per davant nostre.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
comprometre’s
S’han compromès en secret!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
apagar
Ella apaga el despertador.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
perdre
Ella va perdre una cita important.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
asseure’s
Ella s’asseu al costat del mar al capvespre.
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
embriagar-se
Ell s’embriaga gairebé cada vespre.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
lluitar
Els bombers lluiten contra el foc des de l’aire.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
esperar
La meva germana està esperant un fill.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
tocar
El pagès toca les seves plantes.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
prendre
Ella ha de prendre molta medicació.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
comprovar
Ell comprova qui hi viu.
controleren
Hij controleert wie daar woont.