Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

take over
The locusts have taken over.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
send
The goods will be sent to me in a package.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
must
He must get off here.
moeten
Hij moet hier uitstappen.
fight
The athletes fight against each other.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
spell
The children are learning to spell.
spellen
De kinderen leren spellen.
evaluate
He evaluates the performance of the company.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
kick
Be careful, the horse can kick!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
repair
He wanted to repair the cable.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
increase
The company has increased its revenue.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
park
The bicycles are parked in front of the house.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
save
The girl is saving her pocket money.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
report to
Everyone on board reports to the captain.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.