Woordenlijst

Engels (UK) – Bijwoordenoefening

te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
gisteren
Het regende hard gisteren.
maar
Het huis is klein maar romantisch.
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.
‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.
ook
Haar vriendin is ook dronken.
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
nergens
Deze sporen leiden naar nergens.
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.