ekstere
Ni manĝas ekstere hodiaŭ.
buiten
We eten vandaag buiten.
ekzemple
Kiel vi ŝatas tiun koloron, ekzemple?
bijvoorbeeld
Hoe vind je deze kleur, bijvoorbeeld?
en
La du eniras.
in
De twee komen binnen.
malsupren
Li falas malsupren de supre.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.