Woordenlijst
Thai – Bijwoordenoefening
net
Ze is net wakker geworden.
beneden
Hij ligt beneden op de vloer.
uit
Ze komt uit het water.
bijna
Ik raakte bijna!
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.
nu
Moet ik hem nu bellen?
misschien
Ze wil misschien in een ander land wonen.
samen
De twee spelen graag samen.
al
Het huis is al verkocht.
weg
Hij draagt de prooi weg.