Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

work on
He has to work on all these files.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
wait
We still have to wait for a month.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
cut to size
The fabric is being cut to size.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
believe
Many people believe in God.
geloven
Veel mensen geloven in God.
write down
You have to write down the password!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
ride along
May I ride along with you?
meerijden
Mag ik met je meerijden?
need
You need a jack to change a tire.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
pass
The students passed the exam.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
name
How many countries can you name?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
mix
You can mix a healthy salad with vegetables.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
send
I am sending you a letter.
sturen
Ik stuur je een brief.
listen
She listens and hears a sound.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.