О-а и-а-----ког -са.
Она има великог пса.
О-а и-а в-л-к-г п-а-
--------------------
Она има великог пса. 0 O-- -ma-v--i-o--p-a.Ona ima velikog psa.O-a i-a v-l-k-g p-a---------------------Ona ima velikog psa.
О-а и-- ---у -ућу.
Она има малу кућу.
О-а и-а м-л- к-ћ-.
------------------
Она има малу кућу. 0 O-a-im----l-----́-.Ona ima malu kuc-u.O-a i-a m-l- k-c-u--------------------Ona ima malu kuću.
Он--тан--е-у-х-телу.
Он станује у хотелу.
О- с-а-у-е у х-т-л-.
--------------------
Он станује у хотелу. 0 On st-n-j--u ho-el-.On stanuje u hotelu.O- s-a-u-e u h-t-l-.--------------------On stanuje u hotelu.
Х-т-л-ј--јеф-ин.
Хотел је јефтин.
Х-т-л ј- ј-ф-и-.
----------------
Хотел је јефтин. 0 H-t---j--j-f--n.Hotel je jeftin.H-t-l j- j-f-i-.----------------Hotel je jeftin.
Он --ан--е-у -ефт-н-м -о-елу.
Он станује у јефтином хотелу.
О- с-а-у-е у ј-ф-и-о- х-т-л-.
-----------------------------
Он станује у јефтином хотелу. 0 On -tan--e-- -e-ti-o--hot-l-.On stanuje u jeftinom hotelu.O- s-a-u-e u j-f-i-o- h-t-l-.-----------------------------On stanuje u jeftinom hotelu.
Он -м- -купо ау-о.
Он има скупо ауто.
О- и-а с-у-о а-т-.
------------------
Он има скупо ауто. 0 O----- -k-p- -uto.On ima skupo auto.O- i-a s-u-o a-t-.------------------On ima skupo auto.
Ро-ан је------а-.
Роман је досадан.
Р-м-н ј- д-с-д-н-
-----------------
Роман је досадан. 0 R--an j--do-ad--.Roman je dosadan.R-m-n j- d-s-d-n------------------Roman je dosadan.
Она гл-да-ф--м.
Она гледа филм.
О-а г-е-а ф-л-.
---------------
Она гледа филм. 0 Ona----da-f-l-.Ona gleda film.O-a g-e-a f-l-.---------------Ona gleda film.
Фи-м -е уз-у-љи-.
Филм је узбудљив.
Ф-л- ј- у-б-д-и-.
-----------------
Филм је узбудљив. 0 F--m -- -zb-dlj-v.Film je uzbudljiv.F-l- j- u-b-d-j-v-------------------Film je uzbudljiv.
Она -л-да узб--љ-в---л-.
Она гледа узбудљив филм.
О-а г-е-а у-б-д-и- ф-л-.
------------------------
Она гледа узбудљив филм. 0 O-----e---uzb-d-jiv -i-m.Ona gleda uzbudljiv film.O-a g-e-a u-b-d-j-v f-l-.-------------------------Ona gleda uzbudljiv film.
De taal van de wetenschap is een taal op zich.
Het wordt voor professionele discussies gebruikt.
Ook in wetenschappelijke publicaties wordt het gebruikt.
Vroeger waren er gemeenschappelijke wetenschappelijke talen.
In de Europese landen domineerde vroeger het Latijns de wetenschap.
Maar tegenwoordig is het Engels de belangrijkste taal van de wetenschap.
Wetenschappelijke talen zijn vaktalen.
Ze bevatten zeer vele specifieke termen.
Hun belangrijkste kenmerken zijn normalisering en formalisering.
Sommigen zeggen dat de wetenschappers doelbewust onverstaanbaar spreken.
Als er iets ingewikkeld is dan lijkt het intelligenter.
Maar de wetenschap is gebaseerd op de waarheid.
Het moet daarom een neutrale taal gebruiken.
Voor retorische elementen of vage zinnen is geen ruimte.
Toch zijn er veel voorbeelden van een overdreven ingewikkelde taal.
En ingewikkelde taal lijkt bij de mensen te fascineren!
Onderzoeken bevestigen dat we moeilijke talen meer vertrouwen.
De testpersonen werden gevraagd om enkele vragen te beantwoorden.
Daarbij moesten ze kiezen uit verschillende antwoorden.
Sommige antwoorden waren eenvoudig en anderen waren zeer ingewikkeld.
De meeste testpersonen kozen voor het complexe antwoord.
Maar dat had absoluut geen zin!
De testpersonen lieten zich door de taal misleiden.
Hoewel de inhoud absurd was, waren ze onder de indruk van de vragenlijst.
Het schrijven is ingewikkeld, maar niet altijd een kunst.
Iedereen kan leren om van een eenvoudige inhoud, een complexe taal te maken.
Moeilijke dingen simpel uitdrukken is echter niet zo eenvoudig.
Heel vaak is het eenvoudige ook heel complex...