Woordenlijst

Ests – Werkwoorden oefenen

achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
spellen
De kinderen leren spellen.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.