Woordenlijst

Noors – Werkwoorden oefenen

draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.