Woordenlijst

Esperanto – Werkwoorden oefenen

bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.