Woordenlijst

Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
haten
De twee jongens haten elkaar.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.