Woordenlijst

Litouws – Werkwoorden oefenen

overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
kopen
Ze willen een huis kopen.
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.