Woordenlijst

Roemeens – Werkwoorden oefenen

bespreken
Ze bespreken hun plannen.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.