Taalgids

nl Verleden tijd 2   »   fr Passé 2

82 [tweeëntachtig]

Verleden tijd 2

Verleden tijd 2

82 [quatre-vingt-deux]

Passé 2

Kies hoe u de vertaling wilt zien:   
Nederlands Frans Geluid meer
Moest je een ziekenauto roepen? Tu -evais a------ --e--m-u-a-ce ? Tu devais appeler une ambulance ? T- d-v-i- a-p-l-r u-e a-b-l-n-e ? --------------------------------- Tu devais appeler une ambulance ? 0
Moest je de arts roepen? T- --v-i----pe--- l--m-dec---? Tu devais appeler le médecin ? T- d-v-i- a-p-l-r l- m-d-c-n ? ------------------------------ Tu devais appeler le médecin ? 0
Moest je de politie roepen? Tu-dev--- -pp-l-r l---olice ? Tu devais appeler la police ? T- d-v-i- a-p-l-r l- p-l-c- ? ----------------------------- Tu devais appeler la police ? 0
Heeft u het telefoonnummer? Zojuist had ik het nog. Av------s-l--n---ro -e-t------ne-- ---l’--ai-----’i--t--t. Avez-vous le numéro de téléphone ? Je l’avais à l’instant. A-e---o-s l- n-m-r- d- t-l-p-o-e ? J- l-a-a-s à l-i-s-a-t- ---------------------------------------------------------- Avez-vous le numéro de téléphone ? Je l’avais à l’instant. 0
Heeft u het adres? Zojuist had ik het nog. Av---vou- --adr-sse ? ---l’a-ais à --in-ta-t. Avez-vous l’adresse ? Je l’avais à l’instant. A-e---o-s l-a-r-s-e ? J- l-a-a-s à l-i-s-a-t- --------------------------------------------- Avez-vous l’adresse ? Je l’avais à l’instant. 0
Heeft u de plattegrond? Zojuist had ik hem nog. A-ez-vou---e p-a- -e-la -il-e----e -’a---- à -------n-. Avez-vous le plan de la ville ? Je l’avais à l’instant. A-e---o-s l- p-a- d- l- v-l-e ? J- l-a-a-s à l-i-s-a-t- ------------------------------------------------------- Avez-vous le plan de la ville ? Je l’avais à l’instant. 0
Kwam hij op tijd? Hij kon niet op tijd komen. V-na-t-il --l-h------ Il----p-------p-- -en-r à----eur-. Venait-il à l’heure ? Il ne pouvait pas venir à l’heure. V-n-i---l à l-h-u-e ? I- n- p-u-a-t p-s v-n-r à l-h-u-e- -------------------------------------------------------- Venait-il à l’heure ? Il ne pouvait pas venir à l’heure. 0
Vond hij de weg? Hij kon de weg niet vinden. Trou-a-t--l-l----emi--? I--n--------t pa----o-v-- le--h----. Trouvait-il le chemin ? Il ne pouvait pas trouver le chemin. T-o-v-i---l l- c-e-i- ? I- n- p-u-a-t p-s t-o-v-r l- c-e-i-. ------------------------------------------------------------ Trouvait-il le chemin ? Il ne pouvait pas trouver le chemin. 0
Begreep hij jou? Hij kon mij niet begrijpen. Te-c-mp-en-i---l-- ----- -o-v-it -as me --m-----re. Te comprenait-il ? Il ne pouvait pas me comprendre. T- c-m-r-n-i---l ? I- n- p-u-a-t p-s m- c-m-r-n-r-. --------------------------------------------------- Te comprenait-il ? Il ne pouvait pas me comprendre. 0
Waarom kon je niet op tijd komen? Po-r-uo- -- -o-va-s-tu-p-s ve--r à l-h--re ? Pourquoi ne pouvais-tu pas venir à l’heure ? P-u-q-o- n- p-u-a-s-t- p-s v-n-r à l-h-u-e ? -------------------------------------------- Pourquoi ne pouvais-tu pas venir à l’heure ? 0
Waarom kon je de weg niet vinden? Po--q--i n--p-u--is--u ----tro-ve--le chemi- ? Pourquoi ne pouvais-tu pas trouver le chemin ? P-u-q-o- n- p-u-a-s-t- p-s t-o-v-r l- c-e-i- ? ---------------------------------------------- Pourquoi ne pouvais-tu pas trouver le chemin ? 0
Waarom kon je hem niet verstaan? P-urquo- ----o-v--s--- -a---- ----re-dr- ? Pourquoi ne pouvais-tu pas le comprendre ? P-u-q-o- n- p-u-a-s-t- p-s l- c-m-r-n-r- ? ------------------------------------------ Pourquoi ne pouvais-tu pas le comprendre ? 0
Ik kon niet op tijd komen, omdat er geen bus reed. J---e-p---ai---a--être-- --h-u-e --r-- q-’aucun-bus-n- -i-c----t. Je ne pouvais pas être à l’heure parce qu’aucun bus ne circulait. J- n- p-u-a-s p-s ê-r- à l-h-u-e p-r-e q-’-u-u- b-s n- c-r-u-a-t- ----------------------------------------------------------------- Je ne pouvais pas être à l’heure parce qu’aucun bus ne circulait. 0
Ik kon de weg niet vinden, omdat ik geen plattegrond had. Je ne--ou--is-----------r le--hemi-,-p-r-e q-- -- n’--a-- --s--e---a- d- vil-e. Je ne pouvais pas trouver le chemin, parce que je n’avais pas de plan de ville. J- n- p-u-a-s p-s t-o-v-r l- c-e-i-, p-r-e q-e j- n-a-a-s p-s d- p-a- d- v-l-e- ------------------------------------------------------------------------------- Je ne pouvais pas trouver le chemin, parce que je n’avais pas de plan de ville. 0
Ik kon hem niet verstaan, omdat de muziek zo hard stond. J- ne p---ai- pa- le c--p--n-r--par-e --e la-m---q-- -------r-p-for-e. Je ne pouvais pas le comprendre parce que la musique était trop forte. J- n- p-u-a-s p-s l- c-m-r-n-r- p-r-e q-e l- m-s-q-e é-a-t t-o- f-r-e- ---------------------------------------------------------------------- Je ne pouvais pas le comprendre parce que la musique était trop forte. 0
Ik moest een taxi nemen. J- ---a-s-pr-n-r---n---xi. Je devais prendre un taxi. J- d-v-i- p-e-d-e u- t-x-. -------------------------- Je devais prendre un taxi. 0
Ik moest een plattegrond kopen. Je --vai- --he--- u--p--n-d- ---l-. Je devais acheter un plan de ville. J- d-v-i- a-h-t-r u- p-a- d- v-l-e- ----------------------------------- Je devais acheter un plan de ville. 0
Ik moest de radio uitzetten. J---eva-s-é-e----e-----adio. Je devais éteindre la radio. J- d-v-i- é-e-n-r- l- r-d-o- ---------------------------- Je devais éteindre la radio. 0

Vreemde talen beter in het buitenland leren!

Volwassen leren niet meer zo gemakkelijk als kinderen. De ontwikkeling van de hersenen zijn voltooid. Daarom kan het niet meer zo gemakkelijk nieuwe netwerken opbouwen. Maar volwassenen kunnen nog zeer goed een taal leren! Daarvoor is het beter om naar het land te gaan, waar de taal gesproken wordt. Een vreemde taal wordt bijzonder effectief in het buitenland geleerd. Dat weet iedereen die al eens een taalvakantie gemaakt heeft. In de natuurlijke omgeving leert men de nieuwe taal veel sneller. Een nieuw onderzoek is tot een interessant resultaat gekomen. Het laat zien dat men een nieuwe taal in het buitenland ook anders leert! De hersenen kunnen de vreemde taal als de moedertaal verwerken. Onderzoekers hebben lang geloofd dat er verschillende leerprocessen zijn. Een experiment lijkt dat te bevestigen. Een groep testpersonen moesten een verzonnen taal leren. Een deel van de testpersonen hebben de reguliere lessen bijgewoond. Het andere deel ging in een gesimuleerde buitenlandsituatie leren. Deze testpersonen gingen zich in een vreemde omgeving oriënteren. Alle mensen met wie ze contact hadden, spraken de nieuwe taal. De testpersonen in deze groep waren ook geen normale studenten. Zij behoorden tot een buitenlandse gemeenschap van sprekers. Ze werden gedwongen om zich snel met de nieuwe taal te verhelpen. Na enige tijd werden de proefpersonen getest. Beide groepen vertoonden goede kennis van de nieuwe taal. Maar hun hersenen gingen de vreemde taal echter wel anders verwerken! Degenen die in de "vreemde" leerden, toonden opmerkelijke hersenactiviteit. Hun hersenen hadden de vreemde grammatica als hun eigen taal verwerkt. Het waren dezelfde mechanismen die ook de moedertaalsprekers kunnen herkennen. Een taalvakantie is het mooiste en meest effectieve vorm van leren!