Taalgids

nl iets mogen   »   lt ką galėti (turėti leidimą, sutikimą)

73 [drieënzeventig]

iets mogen

iets mogen

73 [septyniasdešimt trys]

ką galėti (turėti leidimą, sutikimą)

Kies hoe u de vertaling wilt zien:   
Nederlands Litouws Geluid meer
Mag jij al autorijden? Ar tau ja- g-l--a-v-ir--ti automo----? A- t-- j-- g----- v------- a---------- A- t-u j-u g-l-m- v-i-u-t- a-t-m-b-l-? -------------------------------------- Ar tau jau galima vairuoti automobilį? 0
Mag jij al alcohol drinken? A---a--j-----li---ge----a-k-h-lį? A- t-- j-- g----- g---- a-------- A- t-u j-u g-l-m- g-r-i a-k-h-l-? --------------------------------- Ar tau jau galima gerti alkoholį? 0
Mag jij al alleen naar het buitenland? Ar -a- j------i-a v---am--až-uoti - --sie-į? A- t-- j-- g----- v----- v------- į u------- A- t-u j-u g-l-m- v-e-a- v-ž-u-t- į u-s-e-į- -------------------------------------------- Ar tau jau galima vienam važiuoti į užsienį? 0
mogen g--ė----t------le-d-mą- ---i---ą) g----- (------ l------- s-------- g-l-t- (-u-ė-i l-i-i-ą- s-t-k-m-) --------------------------------- galėti (turėti leidimą, sutikimą) 0
Mogen we hier roken? Ar---s-či- -a--m- rū-yt-? A- m-- č-- g----- r------ A- m-s č-a g-l-m- r-k-t-? ------------------------- Ar mes čia galime rūkyti? 0
Mag je hier roken? Ar-či---a-im------t-? A- č-- g----- r------ A- č-a g-l-m- r-k-t-? --------------------- Ar čia galima rūkyti? 0
Kan je met een kredietkaart betalen? Ar -a--ma--umok----kre-i-i------t--e? A- g----- s------- k-------- k------- A- g-l-m- s-m-k-t- k-e-i-i-e k-r-e-e- ------------------------------------- Ar galima sumokėti kreditine kortele? 0
Kan je met een cheque betalen? A- ga--m--sumo-ė-- č-k----? A- g----- s------- č------- A- g-l-m- s-m-k-t- č-k-a-s- --------------------------- Ar galima sumokėti čekiais? 0
Kan je alleen maar contant betalen? A- ----m- -um---t---i---r---i-iais? A- g----- s------- t-- g----------- A- g-l-m- s-m-k-t- t-k g-y-a-s-a-s- ----------------------------------- Ar galima sumokėti tik grynaisiais? 0
Mag ik even telefoneren? Ar--a-iu-pas---b--ti? A- g---- p----------- A- g-l-u p-s-a-b-n-i- --------------------- Ar galiu paskambinti? 0
Mag ik even iets vragen? A-----iu kai--- -----ust-? A- g---- k-- k- p--------- A- g-l-u k-i k- p-k-a-s-i- -------------------------- Ar galiu kai ko paklausti? 0
Mag ik even iets zeggen? A--g-li----i ką-pasa----? A- g---- k-- k- p-------- A- g-l-u k-i k- p-s-k-t-? ------------------------- Ar galiu kai ką pasakyti? 0
Hij mag niet in het park slapen. J-m-ne-a--ma -ie--t----rk-. J-- n------- m------ p----- J-m n-g-l-m- m-e-o-i p-r-e- --------------------------- Jam negalima miegoti parke. 0
Hij mag niet in de auto slapen. J-- -e--l----m-e---i--u--m---ly--. J-- n------- m------ a------------ J-m n-g-l-m- m-e-o-i a-t-m-b-l-j-. ---------------------------------- Jam negalima miegoti automobilyje. 0
Hij mag niet in het station slapen. Jam --g-li-a-m---o-i-g------k-lio--t----e. J-- n------- m------ g----------- s------- J-m n-g-l-m- m-e-o-i g-l-ž-n-e-i- s-o-y-e- ------------------------------------------ Jam negalima miegoti geležinkelio stotyje. 0
Mogen we gaan zitten? Ar ga---e---st--? A- g----- s------ A- g-l-m- s-s-i-? ----------------- Ar galime sėstis? 0
Mogen we de menukaart zien? A--ga-im---a----v---iara-tį? A- g----- g---- v----------- A- g-l-m- g-u-i v-l-i-r-š-į- ---------------------------- Ar galime gauti valgiaraštį? 0
Mogen we apart betalen? Ar-ga---e--umok-t- a-s-i-ai? A- g----- s------- a-------- A- g-l-m- s-m-k-t- a-s-i-a-? ---------------------------- Ar galime sumokėti atskirai? 0

Hoe de hersenen nieuwe woorden leert

Als we woordenschat leren gaan onze hersenen nieuwe content opslagen. Leren werkt alleen door voortdurende herhalingen. Hoe goed onze hersenen de woorden opslagen hangt van verschillende factoren af. Maar het belangrijkste is om de woorden regelmatig te herhalen. Alleen woorden die we vaak lezen of schrijven worden opgeslagen. Men zou kunnen zeggen dat deze woorden als een foto worden gearchiveerd. Dit principe van het leren geldt ook bij apen. Apen kunnen de woorden leren "lezen" als zij ze vaak genoeg zien. Hoewel ze de woorden niet begrijpen, herkennen ze het door hun vorm. Om een taal vloeiend te spreken, moeten we veel woorden gebruiken. Daarvoor moeten de woorden goed worden georganiseerd. Omdat ons geheugen als een archief gaat functioneren. Om een woord snel terug te kunnen vinden, moet het weten waar te gaan zoeken. Daarom is het beter om woorden in een bepaalde context te leren. Zo kan ons geheugen altijd de juiste map openen. En alles wat we al goed hebben geleerd, kunnen we weer vergeten. De kennis stroomt van de actieve naar de passieve opslag. Door het te vergeten laten we de kennis gaan die we niet nodig hebben. Hierdoor ontstaat ruimte in onze hersenen voor nieuwe en betere dingen. Daarom is het van groot belang dat we onze kennis regelmatig activeren. Wat er in het passieve geheugen zit, gaat niet voor altijd verloren. Wanneer we een vergeten woord zien, kunnen we het ons weer herinneren. Als het eenmaal is aangeleerd, leert men de tweede keer weer sneller. Wie zijn woordenschat wil verbreden, moet ook zijn hobby's uitbreiden. Omdat ieder van ons bepaalde belangen heeft. Daarom willen we meestal met steeds dezelfde dingen omgaan. Een taal bestaat echter uit vele verschillende woordvelden. Iedereen die geïnteresseerd is in de politiek moet ook eens de sportbladen lezen!