Taalgids

nl iets verklaren 3   »   el Αιτιολογώ κάτι 3

77 [zevenenzeventig]

iets verklaren 3

iets verklaren 3

77 [εβδομήντα επτά]

77 [ebdomḗnta eptá]

Αιτιολογώ κάτι 3

[Aitiologṓ káti 3]

Kies hoe u de vertaling wilt zien:   
Nederlands Grieks Geluid meer
Waarom eet u de taart niet op? Γ--τί---- -ρώτε---- ---ρτα; Γ---- δ-- τ---- τ-- τ------ Γ-α-ί δ-ν τ-ώ-ε τ-ν τ-ύ-τ-; --------------------------- Γιατί δεν τρώτε την τούρτα; 0
Giat- d------te --n -o----? G---- d-- t---- t-- t------ G-a-í d-n t-ṓ-e t-n t-ú-t-? --------------------------- Giatí den trṓte tēn toúrta?
Ik moet afvallen. Πρ-πει-να-χ-σω --λ-. Π----- ν- χ--- κ---- Π-έ-ε- ν- χ-σ- κ-λ-. -------------------- Πρέπει να χάσω κιλά. 0
Prép-- n--ch------lá. P----- n- c---- k---- P-é-e- n- c-á-ō k-l-. --------------------- Prépei na chásō kilá.
Ik eet ze niet op, omdat ik moet afvallen. Δ-- τ-- -ρ---επ--δ- -------να---σ- κι--. Δ-- τ-- τ--- ε----- π----- ν- χ--- κ---- Δ-ν τ-ν τ-ώ- ε-ε-δ- π-έ-ε- ν- χ-σ- κ-λ-. ---------------------------------------- Δεν την τρώω επειδή πρέπει να χάσω κιλά. 0
De- t-n trṓō e-ei-ḗ---é-----a c-á-------. D-- t-- t--- e----- p----- n- c---- k---- D-n t-n t-ṓ- e-e-d- p-é-e- n- c-á-ō k-l-. ----------------------------------------- Den tēn trṓō epeidḗ prépei na chásō kilá.
Waarom drinkt u niet van het bier? Γ-α-ί δ-ν πί-ε-- -η- -π---; Γ---- δ-- π----- τ-- μ----- Γ-α-ί δ-ν π-ν-τ- τ-ν μ-ύ-α- --------------------------- Γιατί δεν πίνετε την μπύρα; 0
G-a-í--en p-ne-- tēn mp---? G---- d-- p----- t-- m----- G-a-í d-n p-n-t- t-n m-ý-a- --------------------------- Giatí den pínete tēn mpýra?
Ik moet nog rijden. Π--πε--να οδηγ-σ- --τ-. Π----- ν- ο------ μ---- Π-έ-ε- ν- ο-η-ή-ω μ-τ-. ----------------------- Πρέπει να οδηγήσω μετά. 0
P-épe- na--dēg--- ---á. P----- n- o------ m---- P-é-e- n- o-ē-ḗ-ō m-t-. ----------------------- Prépei na odēgḗsō metá.
Ik drink het niet, omdat ik nog moet rijden. Δ-ν τ-ν -ί-ω-ε---δή----π-- να--δηγ-σω---τά. Δ-- τ-- π--- ε----- π----- ν- ο------ μ---- Δ-ν τ-ν π-ν- ε-ε-δ- π-έ-ε- ν- ο-η-ή-ω μ-τ-. ------------------------------------------- Δεν την πίνω επειδή πρέπει να οδηγήσω μετά. 0
Den-t-- -ínō -p-i-ḗ ---pei n- -d-gḗsō---tá. D-- t-- p--- e----- p----- n- o------ m---- D-n t-n p-n- e-e-d- p-é-e- n- o-ē-ḗ-ō m-t-. ------------------------------------------- Den tēn pínō epeidḗ prépei na odēgḗsō metá.
Waarom drink je niet van de koffie? Γ-α-- -εν π-ν-----ο----φέ; Γ---- δ-- π----- τ-- κ---- Γ-α-ί δ-ν π-ν-ι- τ-ν κ-φ-; -------------------------- Γιατί δεν πίνεις τον καφέ; 0
Gia-- --- p--e-- --- --p-é? G---- d-- p----- t-- k----- G-a-í d-n p-n-i- t-n k-p-é- --------------------------- Giatí den píneis ton kaphé?
Het is koud. Ε-ν-ι-κρ---. Ε---- κ----- Ε-ν-ι κ-ύ-ς- ------------ Είναι κρύος. 0
E-na--k-ý--. E---- k----- E-n-i k-ý-s- ------------ Eínai krýos.
Ik drink er niet van, omdat het koud is. Δε- τον -----επ-ι-ή ----ι-κρύο-. Δ-- τ-- π--- ε----- ε---- κ----- Δ-ν τ-ν π-ν- ε-ε-δ- ε-ν-ι κ-ύ-ς- -------------------------------- Δεν τον πίνω επειδή είναι κρύος. 0
D---t-- ---ō --ei---eína-------. D-- t-- p--- e----- e---- k----- D-n t-n p-n- e-e-d- e-n-i k-ý-s- -------------------------------- Den ton pínō epeidḗ eínai krýos.
Waarom drink je niet van de thee? Γιατ- δ---πί------ο--σάι; Γ---- δ-- π----- τ- τ---- Γ-α-ί δ-ν π-ν-ι- τ- τ-ά-; ------------------------- Γιατί δεν πίνεις το τσάι; 0
G-at----n p--e---to-t-ái? G---- d-- p----- t- t---- G-a-í d-n p-n-i- t- t-á-? ------------------------- Giatí den píneis to tsái?
Ik heb geen suiker. Δε- --ω---χα--. Δ-- έ-- ζ------ Δ-ν έ-ω ζ-χ-ρ-. --------------- Δεν έχω ζάχαρη. 0
D-n --h----c-a--. D-- é--- z------- D-n é-h- z-c-a-ē- ----------------- Den échō zácharē.
Ik drink er niet van, omdat ik geen suiker heb. Δεν -- -ίν----ε----δ-----ω-ζά--ρ-. Δ-- τ- π--- ε----- δ-- έ-- ζ------ Δ-ν τ- π-ν- ε-ε-δ- δ-ν έ-ω ζ-χ-ρ-. ---------------------------------- Δεν το πίνω επειδή δεν έχω ζάχαρη. 0
D-n--o --n- --e--- --n é--ō-zác--rē. D-- t- p--- e----- d-- é--- z------- D-n t- p-n- e-e-d- d-n é-h- z-c-a-ē- ------------------------------------ Den to pínō epeidḗ den échō zácharē.
Waarom eet je niet van de soep? Γ--τί ----τρώτε τ-ν σ--πα; Γ---- δ-- τ---- τ-- σ----- Γ-α-ί δ-ν τ-ώ-ε τ-ν σ-ύ-α- -------------------------- Γιατί δεν τρώτε την σούπα; 0
G-a----e------e -ēn--o-pa? G---- d-- t---- t-- s----- G-a-í d-n t-ṓ-e t-n s-ú-a- -------------------------- Giatí den trṓte tēn soúpa?
Ik heb die niet besteld. Δ-ν --- πα---γειλα. Δ-- τ-- π---------- Δ-ν τ-ν π-ρ-γ-ε-λ-. ------------------- Δεν την παρήγγειλα. 0
Den --n-p--ḗngei-a. D-- t-- p---------- D-n t-n p-r-n-e-l-. ------------------- Den tēn parḗngeila.
Ik eet er niet van, omdat ik het niet besteld heb. Δ-ν -η- -ρ-ω ε-ε-δή --ν---ν---ρή----λ-. Δ-- τ-- τ--- ε----- δ-- τ-- π---------- Δ-ν τ-ν τ-ώ- ε-ε-δ- δ-ν τ-ν π-ρ-γ-ε-λ-. --------------------------------------- Δεν την τρώω επειδή δεν την παρήγγειλα. 0
D-- tē- tr-ō ---id- d-- -ē---arḗng--l-. D-- t-- t--- e----- d-- t-- p---------- D-n t-n t-ṓ- e-e-d- d-n t-n p-r-n-e-l-. --------------------------------------- Den tēn trṓō epeidḗ den tēn parḗngeila.
Waarom eet je niet van het vlees? Γ-ατί δ-ν --ώ-- τ- κ----; Γ---- δ-- τ---- τ- κ----- Γ-α-ί δ-ν τ-ώ-ε τ- κ-έ-ς- ------------------------- Γιατί δεν τρώτε το κρέας; 0
Gi-tí---n --ṓte -- -réas? G---- d-- t---- t- k----- G-a-í d-n t-ṓ-e t- k-é-s- ------------------------- Giatí den trṓte to kréas?
Ik ben vegetariër. Ε--α--χ-ρτοφ-γ-ς. Ε---- χ---------- Ε-μ-ι χ-ρ-ο-ά-ο-. ----------------- Είμαι χορτοφάγος. 0
Eím-i-c-o---p--g-s. E---- c------------ E-m-i c-o-t-p-á-o-. ------------------- Eímai chortophágos.
Ik eet er niet van, omdat ik vegetariër ben. Δεν-το τρ-ω--π-ι---είμ----ο--ο-ά---. Δ-- τ- τ--- ε----- ε---- χ---------- Δ-ν τ- τ-ώ- ε-ε-δ- ε-μ-ι χ-ρ-ο-ά-ο-. ------------------------------------ Δεν το τρώω επειδή είμαι χορτοφάγος. 0
De- -- ---- --e-dḗ-eí-a---hort--h-g--. D-- t- t--- e----- e---- c------------ D-n t- t-ṓ- e-e-d- e-m-i c-o-t-p-á-o-. -------------------------------------- Den to trṓō epeidḗ eímai chortophágos.

Gebaren helpen de woordenschat te leren

Als we de woordenschat leren moeten onze hersenen een hoop werk verrichten. Het moet elk nieuw woord opslaan. U kunt echter ook de hersenen bij het leren ondersteunen. Dit werkt door de gebaren. Gebaren helpen onze geheugen. Het kan beter woorden onthouden bij het verwerken van de gebaren. Dat heeft een onderzoek duidelijk aangetoond. Onderzoekers lieten testpersonen de woordenschat leren. Deze woorden bestonden niet echt. Ze behoorden tot een kunstmatige taal. Sommige woorden werden door de testpersonen met gebaren bijgebracht. Dat wil zeggen dat de testpersonen niet alleen de woorden gingen horen en lezen. Door de gebaren werden ook de betekenissen van woorden nagebootst. Tijdens het leren werden hun hersenactiviteit gemeten. Hier kwamen de onderzoekers tot een grote ontdekking. Bij het leren van woorden met gebaren waren verschillende gebieden van de hersenen actief. Afgezien van het talencentrum toonde ook de sensomotorische gebieden activiteiten. Deze extra hersenactiviteit heeft invloed op ons geheugen. Bij het leren met gebaren vormen complexe netwerken. Deze netwerken gaan het nieuwe woord in verschillende gebieden van de hersenen opslaan. Zo konden de woorden efficiënter worden verwerkt. Als we ze willen gebruiken gaat onze hersenen de woorden sneller vinden. Ook worden ze beter opgeslagen. Maar het is ook van groot belang dat de gebaren met het woord is gekoppeld. Onze hersenen herkennen het woord en gebaar als ze niet bij elkaar passen. De nieuwe bevindingen kunnen leiden tot nieuwe methoden in het onderwijs. Mensen die weinig kennis van talen hebben, leren vaak langzamer. Misschien leren ze gemakkelijker wanneer ze de woorden lichamelijk imiteren...